Overzicht |
Schaken is een populair tweepersoons abstract spel, waarvan de wortels in India en het voormalige Perzië liggen. |
Doel |
Het doel van schaken is om de koning van de tegenstander mat te zetten, dwz. in een positie te brengen waarin deze aangevallenstaat, terwijl de tegenstander niet de mogelijkheid heeft dit op z'n volgende zet ongedaan te maken. |
Zetten/slaan | ||||||||||||||
Er zijn twee spelers, Wit en Zwart, en elk heeft de beschikking over 16 stukken:
|
Bord |
Het diagram toont het bord met de stukken in de beginopstelling: |
Zetten/slaan | |
Spelers zetten beurtelings. Wit begint. Een stuk kan niet verplaatst worden naar een veld dat bezet wordt door een stuk van dezelfde kleur. Als een stuk verplaatst wordt naar een veld dat bezet wordt door een stuk van de tegenstander, dan is dat laatste stuk daarmee geslagen en wordt van het bord genomen. Slaan is niet verplicht. Als een stuk A een stuk B kan slaan, dan wordt gezegd dat het stuk A het stuk B aanvalt of dat B door A aangevallen staat. Als de Koning door een vijandig stuk wordt aangevallen, zegt men dat de Koning schaak staat (zelfs als het aanvallende stuk zelf niet kan zetten, bijvoorbeeld omdat het 'gepind' staat). Een Koning mag zich nooit in schaak begeven, en dient zich, als hij schaak staat, daar onmiddellijk aan te onttrekken. Dat kan op een van de volgende manieren:
De zetmogelijkheden van de stukken worden hieronder toegelicht. De Loper beweegt onbeperkt over vrije velden in diagonale richting. De Toren beweegt onbeperkt over vrije velden in horizontale of verticale richting. Er is een speciale zet waar een toren deel van kan uitmaken, de rokade. De Dame beweegt onbeperkt over vrije velden in horizontale, verticale of diagonale richting. Het Paard beweegt naar de dichtstbijzijnde velden die niet door de Dame bestreken worden. The Paard is het enige stuk dat over andere stukken kan springen. De Pion kent verschillende speciale zetten, en slaat anders dan hij gaat:
De Koning heeft naast z'n normale zet één keer per partij de optie op een speciale zet:
|
Einde van het spel |
Als een speler met een stuk de Koning van de tegenstander aanvalt (schaak geeft) en de tegenstander kan die situatie niet op de volgende zet ongedaan maken, dan verliest de laatste daarmee de partij. Een dergelijke stelling heet schaakmat. In het volgende diagram staat de zwarte koning schaak (aangevallen door de witte toren) en zwart kan niet aan deze situatie ontsnappen. Zwart staat dus schaakmat en verliest. Het spel eindigt in remise als een speler op zijn beurt niet schaak staat, maar geen andere zetmogelijkheid heeft dan zich in schaak te begeven. Een dergelijke stelling heet pat. In het volgende diagram staat zwart niet schaak, maar de drie mogelijke zetten zouden alle tot gevolg hebben dat hij schaak zou komen te staan. Zwart heeft dus geen legale zet meer en de stelling is remise. Het spel eindigt ook in remise als geen van beide spelers nog genoeg materiaal heeft om de vijandige koning mat te zetten, bijvoorbeeld een Koning met een paard tegen een Koning alleen. Een speler kan remise opeisen in de volgende situaties:
|
Externe links |
|