Overzicht |
Camelot (oorspronkelijk Chivalry genaamd) is een tweepersoons abstract spel uitgevonden door George S. Parker in 1882. Zijn doel was een spel uit te vinden dat minder moeilijk zou zijn dan Schaken, maar gevariëerder dan Anglo-Amerikaans Dammen. Parker maakte een taktisch complexe maar makkelijk te leren mix van het laatstgenoemde spel en Halma. Toen het uiteindelijk gepubliceerd werd door Geo. S. Parker & Co. in 1887 (en daarna door Parker Brothers in 1888), kreeg Chivalry veel lof van Schaak- en Dam experts, maar het spel dat gebracht werd als "het beste spel in 2000 jaar" wist het grote publiek niet te veroveren.
Parker zelf bleef echter enthousiast over z'n spel en in 1930, na een paar veranderingen te hebben aangebracht, publiceerde Parker Brothers het spel als Camelot. In 1931 volgden nog enkele wijzigingen in de regels. Camelot genoot zijn grootste populariteit in de jaren dertig. Er kwamen uiteindelijk meer dan vijftig verschillende edities van het spel op de markt, inclusiel een gouddruk op leer uitvoering, en een mahoniehouten tafeluitvoering. Er waren standaard edities, deluxe edities, toernooi edities en goedkope edities. Ook verschenen er verschillende varianten. Point Camelot, een toernooi variant met puntentelling, werd in 1931 uitgebracht. Three-handed Camelot, Four-handed Camelot, en Grand Camelot, een vierpersoons variant op een extra groot bord, werden in 1932 uitgebracht. Cam, een kleine variant, werd uitgebracht in 1949. Camelot werd gespeeld door oa. Jose Raul Capablanca, wereldkampioen Schaken van 1921 tot 1927, en Frank Marshall, Amerikaans kampioen van 1907 tot 1936. Sidney Lenz en Milton Work, twee wereldberoemde bridge spelers, speelden het spel ook. Camelot verdween in 1968 van de markt, en verscheen opnieuw als Inside Moves in 1985, om in 1986 weer van het toneel te verdwijnen. |
Bord |
Het spel wordt gespeeld op een speciaal ontworpen bord met 160 velden. Er zijn twee paren velden die de Kastelen genoemd worden. Het witte kasteel bestaat uit de velden F1 en G1, en het zwarte kasteel uit de velden F16 en G16. Er zijn twee spelers: Wit en Zwart. Aan het begin van het spel heeft elke speler 14 stukken: 4 paarden en 10 pionnen. Het diagram toont het bord met de stukken in de beginopstelling: |
Doel |
Het spel kan op verschillende manieren gewonnen worden:
Hebben beide spelers niet meer dan één stuk, dan is het spel remise. |
Zetten | ||||||||||||
Spelers zetten beurtelings, te beginnen met wit. Er zijn drie soorten zetten die door zowel paarden als pionnen gedaan kunnen worden: een gewone zet, een canter en een sprong. Een vierde soort zet kan alleen door paarden gemaakt worden - de paardslag.
Het is verboden met een gewone zet of canter het eigen kasteel te betreden, maar een speler mag via een sprong of paardslag in het eigen kasteel eindigen, als hij de sprong tenminste niet kan (en dus moet) vervolgen. Een speler mag het kasteel ook niet betreden tijdens de 'canterfase' van een paardslag. Een speler die in het eigen kasteel geëindigd is, moet op zijn volgende zet het kasteel verlaten. Met een sprong als die voorhanden is, of anders met een canter of paardslag. Een stuk in het kasteel van de tegenstander kan er niet meer uit, maar mag, met een maximum van twee keer per partij, een zgn. kasteelzet doen, van het ene veld naar het andere. |
Externe links |
|